Macht en Pracht

Door Walda P. Van Wolde, 2013

Ik droomde,
dat ik leefde
in een lang vervlogen tijd.
Mijn macht was groot
en wijd verspreid.
Ik leefde in de waan,
dat ik het alleenrecht had
op een dergelijk bestaan.

Ik alleen,
had het voor het zeggen.
Kon iedereen
mijn wil opleggen.
De machteloze burgers
leden elke dag
onder de terreur
van mijn gezag.

Ik besloot,
op het toppunt
van mijn macht,
een slot te bouwen.
Zo groots,
dat iedereen mijn gezag
als onaantastbaar
zou beschouwen.

De bouwers hadden
een onmogelijke opdracht,
maar
hebben die,
na veel ontberingen,
toch
tot stand gebracht.

Het kasteel
was indrukwekkend,
vol pracht en praal.
Het zou
de tand des tijds
doorstaan
en
niet verloren gaan.

Dit alles
speelde zich af
in mijn dromen.
Maar wakker geworden
realiseerde ik mij,
dat veel monumenten
op die manier
tot stand zijn gekomen.

Prinsen, pausen,
koningen, kardinalen
bouwden
monumenten van macht;
tempels, paleizen,
kastelen, kathedralen.
Ze worden geëerd om,
wat ze hebben gecreëerd.

Vergeten zijn
de bouwers, de sjouwers
de naamlozen,
die
keer op keer
het werk deden
ter meerdere glorie
van hun heer.

Wij genieten nu
van de pracht en praal
en denken niet
aan het achterliggende verhaal.

Walda P. Van Wolde

Andere gedichten